Onafhankelijke koepel van 43 beroepsverenigingen uit acht sectoren met circa 62.000 leden.
Aangesloten bij de Vakcentrale voor Professionals.

11 december 2012

Emancipatiemonitor 2012

Arbeidsdeelname en economische zelfstandigheid van vrouwen niet gestegen

Arbeidsdeelname van vrouwen is gelijk gebleven

Van 2008 tot 2009 steeg de arbeidsdeelname (percentage werkenden met een baan van minstens twaalf uur per week) van vrouwen van 20-64 jaar van 63% tot 64%. In 2010 en 2011 bleef deze gelijk. Bij mannen liep de arbeidsdeelname terug van 82% in 2008 tot 80% in 2011. Vrouwen waren in 2011 nog steeds vaker werkloos dan mannen (5,3% tegenover 4,9%). Wel is het verschil de afgelopen 10 jaar tijd niet eerder zo klein geweest. De werkloosheid onder vrouwen is tijdens de crisis namelijk minder hard gestegen dan onder mannen. Onder jonge vrouwen (15-26 jaar) is de werkloosheid lager dan onder jonge mannen (7,1% tegenover 8,2%). Bij jongeren is het verschil in arbeidsdeelname tussen vrouwen en mannen het kleinst (79% tegenover 83%). Laagopgeleide vrouwen zijn bovengemiddeld vaak werkloos (8,1%) en hun arbeidsdeelname is met 33% relatief laag. Zij werken minder vaak dan andere vrouwen, omdat zij zich - naar eigen zeggen - minder interessant vinden voor (mogelijke) werkgevers. Ook denken zij traditioneler over de taakverdeling tussen mannen en vrouwen.

Ook economische zelfstandigheid van vrouwen is gelijk gebleven

Van de vrouwen van 20-64 jaar is 52% economisch zelfstandig: ze verdienen met werken minimaal een inkomen op bijstandsniveau. Sinds 2008 is het aandeel economische zelfstandige vrouwen gelijk gebleven, terwijl dat bij mannen is gedaald van 76% naar 74%. Het verschil tussen mannen en vrouwen is mede te verklaren door het hoge deeltijdpercentage onder vrouwen. Driekwart van de werkende vrouwen met een baan van minstens n uur per week werkt in deeltijd. Vrouwen werkten in 2011 gemiddeld 26,4 uur per week, even veel als in 2006. Bij mannen was dat 38,2 uur.

Thuiswerken toegenomen

Het aandeel werknemers dat elke week (deels) thuis werkt is sinds 2005 bij vrouwen toegenomen van 23% naar 28% en bij mannen van 28% naar 32%. Daarnaast heeft een kwart van de werknemers vrouwen even vaak als mannen invloed op de eigen werktijden. De meeste vrouwen en mannen vinden interessant werk en een goede werksfeer belangrijker dan flexibel kunnen werken. Vooral moeders hechten aan flexibel werken. Het gebruik van formele kinderopvang (kinderdagverblijf, gastouder) voor kinderen tot 4 jaar is gedaald van 49% in 2009 naar 44% in 2011. De opvang door familie of vrienden nam juist toe, ook bij kinderen van 4-12 jaar. Steeds meer vrouwen blijven na de geboorte van het eerste kind evenveel uren werken als daarvoor. Tussen 2009 en 2011 steeg het percentage van 50% naar 54%, terwijl het percentage vrouwen dat minder ging werken daalde van 40% naar 35%. En op de tien vrouwen stopt met werken na de geboorte van het eerste kind.

Meer meisjes kiezen technische en exacte richtingen in het onderwijs

Meisjes en jongens kiezen verschillende richtingen in het onderwijs, maar in alle onderwijsniveaus neemt het verschil in richtingkeuze wel af. Meisjes kiezen nu vaker voor technische en exacte richtingen, vooral in havo/vwo. Na wijzigingen in de regels voor profielkeuze nam het aandeel meisjes binnen het Natuur en Techniek profiel op de havo toe van 10% in 2005/06 naar 24% in 2011/12 en op het vwo van 19% naar 38%.

Nog steeds flinke beloningsverschillen

In 2009 verdienden vrouwen gemiddeld 80% van het bruto-uurloon van mannen. Een deel van de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen is te verklaren uit verschillen in onder meer werkervaring, beroepsniveau, opleiding en leidinggeven. Ook als daar rekening mee wordt gehouden, blijft er een loonverschil over van 8%. Vergeleken met 2008 zijn de beloningsverschillen nauwelijks veranderd.

Iets meer vrouwen in topfuncties

In topfuncties (raden van bestuur/directies en raden van commissarissen/toezicht) in de 100 grootste bedrijven in Nederland nam het aandeel vrouwen toe van 9% in 2009 naar 10% in 2011. In de non-profitsector steeg het aandeel topvrouwen van 28% naar 30%. Bij de rijksoverheid bleef het aandeel vrouwen onder hoge en topambtenaren in 2011 gelijk op 26%. Het aandeel vrouwelijke hoogleraren is gestegen van 12% in 2009 tot 15% in 2011. Er lijkt bij leidinggevenden zelf sprake van een toegenomen acceptatie van vrouwen in hogere functies. De meerderheid vindt dat deeltijd ook in hogere leidinggevende functies mogelijk is. En de meesten vinden dat een leidinggevende functie en zorgtaken thuis samen kunnen gaan. Emancipatiemonitor 2012


Nieuwscategorie

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief

Aanmelden
Deel deze pagina: