Het einde van een lang proces
In 2012 kregen drie marinevliegers op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een dwangsom toegekend omdat Defensie ondanks de wettelijke waarschuwing te laat was met het nemen van beslissingen op bezwaar. Deze omissie van Defensie had vier dwangsommen tot gevolg. Omdat in 2011 de Hoge Raad in een civiele zaak heeft vastgesteld dat een dwangsom tot het loon gerekend moest worden, heeft Defensie, met instemming van de Belastingdienst, loonbelasting ingehouden over deze dwangsommen.
Hierover heeft de KVMO na overleg met deze vliegers voor elk
twee procedures gestart: een via de bestuursrechter en een bij de
belastingdienst. De procedure bij de bestuursrechter is op niets
uitgelopen: "De bestuursrechter gaat niet over belasting problemen,
daarvoor moet u bij de belastingrechter zijn". Inmiddels waren er
ruim twee jaar verstreken en waren er meer leden van de
Gezamenlijke Officieren Verenigingen|Midden en Hoger
Burgerpersoneel bij Defensie met dit probleem geconfronteerd.
Omdat de juristen voor de GOV|MHB te weinig kennis hebben van
het belastingrecht is er hulp van een externe specialist ingehuurd.
De vraag die voorligt luidt: "Vormt de dwangsom ex art 4:17 Awb
loon in het kader van de wet inkomstenbelasting?" In overleg met
hem en de Belastingdienst zijn twee proefprocedures begonnen: een
met een onderliggende zaak die niet over geld ging en een die wel
over geld ging. De dwangsommen waren respectievelijk € 120 en €
100 en de belasting was ongeveer de helft. Het eerste idee is dat
het om 'peanuts' gaat maar het wordt anders als je weet dat
Defensie tussen 2011 en 2015 bijna één miljoen euro aan
dwangsommen heeft betaald en belast.
De bezwaren en de beroepen bij de Rechtbank Haarlem zijn
ongegrond verklaard, maar bij het Gerechtshof Amsterdam gegrond.
Dit kon de baas van de belastingdienst, de Staatssecretaris van
Financiën (StasFin), niet verkroppen en hij is hiertegen in
cassatie gegaan. De Advocaat Generaal bij de Hoge Raad heeft in
zijn onpartijdige conclusie de GOV|MHB gelijk gegeven en heeft
geadviseerd de ingestelde cassatie van de StasFin ongegrond te
verklaren.
Volgens de Advocaat Generaal voldeed de belastingheffing over
de dwangsommen niet aan de in de jurisprudentie vastgestelde
criteria om uitkeringen als loon aan te merken: de dwangsom is niet
'onverbrekelijk verbonden' aan de ambtelijke aanstelling. Ook het
'niet-zozeer-criterium' gaat niet op even als het
'finaliteitscriterium'.
Op 15 februari 2019 heeft uiteindelijk de Hoge Raad der
Nederlanden uitspraak gedaan in deze principiële en langdurige
zaak. Het cassatie beroep van de StasFin is verworpen! Dit is een
belangrijke uitspraak want voor alle (militaire) ambtenaren geldt
nu dat een dwangsom toegekend op grond van de Algemene wet
bestuursrecht geen loon is en dat het toegekende bedrag van de
dwangsom ook netto aan betrokkene uitgekeerd dient te worden. Per
zaak gaat het om beperkte bedragen, maar als je weet dat Defensie
per jaar ongeveer twee ton euro aan dit soort dwangsommen moet
uitkeren is het in totaal toch een hoop geld.
Bron : Koninklijke Vereniging van Marineofficieren - link