Onafhankelijke koepel van 43 beroepsverenigingen uit acht sectoren met circa 62.000 leden.
Aangesloten bij de Vakcentrale voor Professionals.

Dossier Pensioen: Pensioenakkoord juli 2005

Hier vindt u alle informatie over het op 5 juli gesloten akkoord. Op 5 juli 2005 hebben de Samenwerkende Centrales voor Overheidspersoneel, waaronder de CMHF, en de Stichting Verbond Sectorwerkgevers Overheid (SVO) een hoofdlijnenakkoord bereikt over de aanpassing van de ABP-regelingen aan de nieuwe fiscale wetgeving.

Veelgestelde vragen

Reactie CMHF

Op valreep akkoord over ABP-pensioen

Na moeizame onderhandelingen bereikten de overheidswerkgevers en de Samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel, waaronder de CMHF, op 5 juli een akkoord over de aanpassing van de ABP-regelingen aan de nieuwe fiscale wetgeving.Onderhandelingen met overheidswerkgevers verlopen altijd moeizaam. De onderhandelingen over een nieuwe pensioenregeling, noodzakelijk geworden door de wijzigingen in de fiscale wetgeving, zijn wat dat betreft heel bijzonder geweest. Ruim vier maanden nadat de bonden voorstellen hadden ingediend, kwam er pas een voorstel van werkgeverskant, op een tijdstip waarop het voor iedereen duidelijk was dat er binnen een beperkt aantal weken een akkoord moest worden bereikt. Immers, de aanpassingen moeten nog op 1 januari aanstaande ingevoerd kunnen worden. De afstand tussen de werkgeversvoorstellen ten opzichte van onze benadering, maar ook ten opzichte van reeds bereikte resultaten in vele andere bedrijfstakken was enorm groot. Toch zijn we erin geslaagd op basis harde argumenten en binnen de financile kaders van de huidige pensioenregeling een resultaat te bereiken dat alleszins de toets der kritiek kan doorstaan.

Afspraken

Op hoofdlijnen zijn de volgende afspraken tot stand gekomen: Partijen komen een nieuwe structurele regeling overeen waarin de toegestane fiscale ruimte voor ouderdomspensioen conform het Sociaal Akkoord vrijwel volledig wordt gebruikt. De nieuwe regeling met een opbouwpercentage van 2,05% en een franchise van 9.400,-- vervangt met ingang van 1 januari 2006 de bestaande FPU-regeling door een versterkt ouderdomspensioen, dat vanaf de leeftijd van 60 jaar in voltijd of in deeltijd kan worden opgenomen. Voor degenen die op dit moment deelnemer zijn kent de regeling een inkoop van extra ouderdomspensioen, zodanig dat de fiscale ruimte die voor OP aanwezig is volledig wordt gebruikt. Daarnaast wordt uitruil tussen ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen mogelijk c.q. de bestaande uitruilmogelijkheid tussen nabestaandenpensioen en ouderdomspensioen aangepast aan de nieuwe regeling. Ten slotte, vanaf 1 januari 2006 is 0,8% van het jaarsalaris beschikbaar ten behoeve van de levensloopregeling. In de combinatie van nieuwe pensioenregeling en levensloopregeling zal gemiddeld genomen de uittredingsleeftijd 2 tot 4 maanden boven het huidige niveau van 62 jaar uitkomen voor zover men op een gelijk financieel resultaat wil uitkomen ten opzichte van de huidige regeling. Voor werknemers van 55 jaar en ouder (degenen die op 1 januari 2006 56 jaar en ouder zijn) blijft, zij het met een kleine aanpassing, de bestaande regeling in stand. Voor deze groep wordt die uittreedleeftijd twee of drie maanden later in ten opzichte van de huidige spilleeftijd.

Positief

Wat vindt de CMHF van dit resultaat? Directeur en onderhandelaar Cees Michielse: Goed vinden we dat door de overeenkomst, vervroegd uittreden ook op langere termijn mogelijk blijft. Ook positief is dat door de flexibilisering van de regeling op zich, de individuele pensioendatum kan worden afgestemd op de persoonlijk opgebouwde rechten. Doordat iedereen tussen 60 en 70 jaar zelf het tijdstip van uittreden kan kiezen, en ook deeltijdpensioen mogelijk wordt, ontstaan er vele keuzemogelijkheden. Door in combinatie met levensloopregeling en fiscale mogelijkheden het pensioen variabel te laten zijn, ontstaat zo een heel gelijkmatige inkomenspositie voor en na 65 jaar, het tijdstip waarop de AOW ingaat. Slecht vinden we dat, vanwege de fiscale voorschriften, de inhoud van de afspraken op detailniveau erg ingewikkeld, moeilijk uitlegbaar en qua uitkomsten voor diverse leeftijden nogal verschillen en niet altijd even logisch zijn.Een dilemma bij de onderhandelingen was wat de beste oplossing zou zijn voor de categorie werknemers van 55 jaar en ouder. De werkgevers wilden aanvankelijk alleen 58-plussers onder de overgangsregeling laten vallen. Toen dat voorstel van tafel was, kwamen ze met het voorstel dat de betrokken deelnemers zelf de kosten van het overgangsrecht zouden moeten betalen. Wij hebben toen ingezet op een geringe verhoging van de huidige uittreeddatum. Zo kan iedereen zelf de keus maken: treed ik toch uit op de oorspronkelijke leeftijd, met een iets lagere uitkering, of ga ik 2 respectievelijk 3 maanden later met de beoogde uitkering.

 
Deel deze pagina: