Onafhankelijke koepel van 43 beroepsverenigingen uit acht sectoren met circa 62.000 leden.
Aangesloten bij de Vakcentrale voor Professionals.

30 augustus 2017

Pensioenrichtleeftijd versus pensioenleeftijd

Dat betekent toch weer een jaar langer werken en een verdere versobering van het ABP-pensioen?

Het antwoord is ja en hieronder de uitleg waarom de CMHF er dan toch mee akkoord gaat.
De vraag is geboren uit de gedachte dat er weer een jaar langer gewerkt moet worden van nu 67 jaar naar 68 jaar voordat het pensioen ingaat. Dat ligt echter anders. De pensioenrichtleeftijd is nl. niet de pensioenleeftijd.

De pensioenrichtleeftijd wordt bij wet voorgeschreven voor alle pensioenuitvoerders van Nederland. De pensioenrichtleeftijd is de pensioenleeftijd waarop de actuariële sommen zich richten bij de berekening van de jaarlijkse pensioenopbouw en het pensioen dat uiteindelijk op pensioenrichtleeftijd in totaal fiscaal begunstigd mag worden opgebouwd. Uw pensioenleeftijd kunt u onafhankelijk van de pensioenrichtleeftijd nog steeds zelf kiezen. Er zijn echter grenzen. U kunt uw pensioen op z'n vroegst laten ingaan vanaf 60 jaar tot op z'n laatst 5 jaar na de op enig moment geldende AOW-datum.

De wetgever heeft enkele jaren geleden in de wet vastgelegd dat AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd meelopen met de resterende levensverwachting op 65 jaar. Op die manier blijft bij een blijvend stijgende levensverwachting de periode waarover AOW en pensioen worden uitgekeerd in de toekomst gelijk en daarmee langdurig betaalbaar.

Op 1 januari 2014 werd de pensioenrichtleeftijd voor het eerst verhoogd naar 67 jaar, daarvoor was deze steeds 65 jaar. In 2016 stelde het CBS vast dat de levensverwachting weer met een jaar was gestegen, zodat eind 2016 werd vastgelegd dat de pensioenrichtleeftijd per 1 januari 2018 ook met een jaar naar 68 jaar zou stijgen.

Door het steeds opschuiven van de pensioenrichtleeftijd wordt de periode daarvoor, de periode waarin het pensioen wordt opgebouwd, steeds langer. Als het jaarlijkse pensioenopbouwpercentage dan gelijk blijft ontstaan er in de ogen van de fiscus ongewenst hoge pensioenen. Daarom wordt een hogere pensioenrichtleeftijd gekoppeld aan een lager opbouwpercentage waardoor de uiteindelijke totale pensioenopbouw ongeacht het aantal opbouwjaren gelijk blijft. Kortom, op die manier wordt bewerkstelligd dat u langer doorwerkt om uw pensioen op peil te houden.

In afwijking van het principe van een stijgende pensioenrichtleeftijd gekoppeld aan een dalend opbouwpercentage, heeft het de fiscus behaagd het maximale opbouwpercentage bij de pensioenrichtleeftijd 68 jaar in 2018 te laten staan op 1,875%. Op dit moment in 2017 is het opbouwpercentage ook 1,875%, maar dan gerelateerd aan de pensioenrichtleeftijd 67 jaar.

De fiscus staat toe om in 2018 niet aan te sluiten bij de verhoging van de pensioenrichtleeftijd, maar die gelijk te houden op bijv. 67 jaar. In dat geval geldt de eis dat er niet meer pensioen mag worden opgebouwd dan bij pensioenrichtleeftijd 68 jaar en opbouwpercentage 1,875%. Gevolg is dat de fiscus bij pensioenrichtleeftijd 67 jaar een maximaal opbouwpercentage van 1,738% voorschrijft. Bij een pensioenrichtleeftijd van 66 jaar is het maximale opbouwpercentage 1,614% en bij 65 jaar is dat percentage maximaal 1,502%.

In de Pensioenkamer hadden we de pensioenrichtleeftijd in 2018 op 67 jaar kunnen laten staan, maar dan zou u geconfronteerd worden met een lagere opbouw. We hebben gekozen voor 68 jaar omdat het gelijkblijvende opbouwpercentage daar reden toe gaf. Actuarieel gezien is het om het even. De korting door over te gaan naar pensioenrichtleeftijd 68 jaar met opbouwpercentage 1,875% is in euro's gelijk aan het blijven bij pensioenrichtleeftijd 67 jaar met opbouwpercentage 1,738%.

De verhoging van de pensioenrichtleeftijd in 2018 heeft geen gevolgen voor de fiscale pensioenopbouw vóór die datum. Naarmate het aantal pensioenopbouwjaren vóór 2014 groter is betekent het doorschuiven van de pensioenrichtleeftijd van 65 naar 67 en later 68 jaar, in pensioenresultaat steeds minder. Het aantal jaren van verlaagde opbouw is nl. steeds minder. Voor degenen die vlak voor hun pensioen staan is het zelfs zo dat de jaarlijkse verminderingen na 2014 in pensioenresultaat gemeten slechts in de schaduw staan van de jaarlijkse pensioenopbouw door langer doorwerken na 65 jaar. Het langer doorwerken gaat dus gepaard met een hoger pensioen. Maar het blijft langer doorwerken en dat voelt voor veel mensen toch als een aantasting van hun levensgeluk.

Intussen kunt u zoals gezegd nog steeds, onafhankelijk van de op enig moment geldende pensioenrichtleeftijd, uw eigen individuele pensioendatum kiezen binnen de grenzen van het ABP-pensioenreglement vanaf 60 jaar tot 5 jaar na AOW-datum. Wilt u doorwerken na AOW-datum dan zult u wel de goedkeuring van uw werkgever moeten hebben.


Nieuwscategorie

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief

Aanmelden
Deel deze pagina: